Het lijden in de Yogasutras van Patañjali – deel 1
Paul Boersma, filosoof en meditatieleraar
Deze tekst is onderdeel van de tekst gebruikt in een studieweekend. Paul Boersma heeft een vergelijking gemaakt tussen het boeddhisme en de yogasutra’s van Patanjali.
Niet alleen voor het boeddhisme, maar ook voor Patanjali zijn het doorzien en het opheffen van het lijden essentieel. Het achtvoudige pad van Patanjali beoogt het lijden op te heffen. Ook in de praktijk bestaat een belangrijke overeenkomst: sommige lijdensoorzaken kunnen door meditatie en andere oefeningen weggenomen worden, maar de meest grondige zuivering van lijdensoorzaken vindt plaats in de aanraking met het bovenaardse, het hoogtepunt van de meditatieweg. Ook daar zijn beide tradities het eens.
We volgen hoofdstuk 4 van een boek van Feuerstein, getiteld: A reappraisal of yoga. Feuerstein betoogt aan de hand van de Yogasutra’s dat het terugdringen van het lijden de essentie van alle yoga is. Maar eerst moeten we twee essentiële leringen van het boeddhisme bespreken: De vier edele waarheden en De drie wortels van het lijden.
De vier edele waarheden
We behandelen dit onderwerp hier zeer kort, in de desbetreffende les kan het uitgebreider.
Deze vier waarheden, die edel genoemd worden omdat ze belangrijk zijn en diepte van geest vereisen, vormen de basis van de boodschap van het boeddhisme. Ze luiden:
1) Er is lijden (alom in het mensenleven). 2) Dit lijden heeft een oorzaak, namelijk de begeerte (en de onwetendheid). 3) Een toestand zonder lijden is mogelijk. 4) Het achtvoudige pad is het pad dat naar deze toestand leidt.
Deze waarheden vergen iets van de leerling : je begrijpt ze niet zo maar. Er wordt gezegd dat pas de volledig verlichte mens de waarheden volledig kan begrijpen. Van belang is dat het niet alleen om het uiterlijk overal waarneembare lijden gaat zoals lichamelijke pijn, ziekte en dood. Elke vorm van ongenoegen valt eronder. Tenslotte (d.w.z. bij vordering op het pad) valt alles eronder dat vorm heeft – een theïst zou zeggen: alles wat geschapen is – alles wat afhankelijk is van andere dingen, wat niet onafhankelijk, niet absoluut is. Zo begrijpt iemand die volledig verlicht is het. Als eerste oorzaak wordt de begeerte aangewezen, maar deze begeerte berust op onwetendheid, namelijk het zien van geluk in dingen die tot slavernij leiden. Waarheid drie is de blijde boodschap van het boeddhisme, die geschraagd wordt door het bestaan van bijzondere mensen. Het achtvoudige pad van het boeddhisme bestaat uit 1) juiste zienswijze 2) juiste intentie 3) juiste spreken 4) juiste handelen 5) juiste levensonderhoud 6) juiste inspanning 7) juiste opmerkzaamheid 8) juiste concentratie. Bekroning van dit achtvoudige pad is een bovenwereldse meditatie-ervaring, de aanraking met het Absolute, in het boeddhisme Nirwana genoemd.
De drie wortels van ellende
Het boeddhisme maakt een onderscheid tussen heilzame en onheilzame (kusalaen akusala) emoties, motiveringen, gedachten. Het loopt enigszins parallel met wat men gewoonlijk onder goed en slecht verstaat, maar er zijn belangrijke verschillen. Heilzame intenties leiden op termijn (en niet alleen kortstondig) tot geluk voor anderen en voor de persoon zelf, onheilzame tot ellende voor deze betrokkenen. Het boeddhisme heeft drie hoofcategorieën in de sector ‘onheilzaam’ aangebracht. Het zijn 1) begeerte 2) afkeer 3) onwetendheid. Hieronder moet men verstaan vele soorten van begeerte, bijv. naar lekker eten, naar seks, naar geld, etc. En er zijn ook vele vormen van afkeer, bijv. haat, verveling, droefheid etc. En er zijn legio vormen van onwetendheid :onbewustheid maar ook vertekening van de werkelijkheid, bijv. ideologische verblinding. In ruimere visie zou men kunnen zeggen dat het lijden dus niet alleen door begeerte, maar door alle drie genoemde groepen van motiveringen wordt veroorzaakt.
Wordt men door een van deze factoren beïnvloed, dan spreekt men in het vroege boeddhisme van smetten, in de oude Pali-taal :kilesas. Ze kunnen onbewust zijn. Andere smetten zijn eigendunk en schaamteloosheid.
Gaan we nu verder met het betoog van Feuerstein over de rol van het lijden in de yoga:
Lijden als afwezigheid van het Absolute
Pas in het tijdperk van de Upanishaden wordt de leedvolle vergankelijkheid een thema dat uitgewerkt wordt. Brhadāranyaka Up. : ‘Alles dat anders is dan dit (het transcendente Zelf, het Absolute) is aan smart onderhevig.’ De wijze ziet het relatieve en het tijdelijke van alle dingen en ziet dat alleen de zoektocht naar het Ene, Absolute hem van leed kan vrijwaren. Deze zienswijze komt precies overeen met de verregaande opvatting van het lijden in de Eerste Edele Waarheid van de boeddhisten.
Lijden in vroege Hindoeïsme
De meest gebruikte term voor lijden in het Sanskriet is duhkha (Pali: dukkha). Enkele plaatsen waar in de Hindoe-traditie na de Upanishaden iets over lijden gezegd wordt. Nyaya-sutra van Gotama (± 150 v Chr.) : ‘Het kenmerk van lijden is belemmering.’ Nyaya-sutra-Bhāsya van Vātsāyana: ‘Als er geboorte is, is er lijden.’ De metafysische betekenis van het lijden is een fundamenteel gegeven van de kosmos. Het heeft niets met pessimisme te maken. In Markandeya-Purana zegt de goddelijke leraar Dattatreya: ‘Kennis komt tot stand door lijden’. Dit diepe inzicht is ook door mystici van geheel andere tradities verwoord. Neem bijv. MeisterEckhart die in de slotalinea van zijn verhandeling over de ‘Abgeschiedenheit’ zegt: ‘Let nu goed op, alle mensen met verstand! Het snelste dier dat jullie naar deze volkomenheid toe draagt is het lijden….’
Patanjali en het lijden
Volgens Feuerstein zijn de gedachten van Patanjali over oorzaak, betekenis en beëindiging van het lijden het fundament van de klassiek yoga. De wijze ziet de dingen zoals ze zijn: vergankelijk en leedvol. Dit is ook wat het boeddhisme benadrukt. De alomtegenwoordigheid van het lijden wordt uitgesproken in YS II.15. De wijze besluit om al het lijden te overwinnen.